Mede als gevolg van de Brexit moeten steeds meer internationaal opererende ondernemers rekening houden met douanezaken bij in- en uitvoer. In de praktijk zien wij dat de Douane de douanewaarde regelmatig ter discussie stelt bij transacties tussen verbonden partijen of bij goederenstromen zonder verkoop (zoals overbrenging van voorraad). In de regel kan de douanewaarde in zulke gevallen namelijk niet op de in- of verkoopprijs van de goederen worden gesteld. En deze waarde is weer van belang voor de hoogte van de verschuldigde invoerrechten. We zetten in dit artikel de gevolgen en aandachtspunten voor u bij dergelijke leveringen uiteen.

Douanewaarde

De douanewaarde kent in principe een subjectieve waarde definitie, waarbij bijtel- en aftrekelementen bestaan. Dat wil zeggen dat de overeengekomen prijs tussen partijen bepalend is voor de douanewaarde. Normaliter kan de douanewaarde dus worden vastgesteld op de transactiewaarde (volgens de transactiewaardemethode). In dat geval is het beginpunt de werkelijk betaalde of te betalen prijs bij ‘verkoop voor uitvoer’.

Transactiewaardemethode niet mogelijk

De transactiewaardemethode kan echter niet in alle gevallen worden gebruikt. Denk bijvoorbeeld aan de situatie dat u een magazijn heeft in zowel het Verenigd Koninkrijk als in Nederland en goederen overbrengt. Daarnaast kunnen transacties tussen verbonden partijen plaatsvinden, waardoor de Douane de vastgestelde prijs kan verwerpen. Zonder juiste onderbouwing en/of documentatie zal de Douane nagenoeg altijd betogen dat de prijs is beïnvloed door verbondenheid en een hogere douanewaarde vaststellen.

Let op: bij transacties tussen verbonden partijen kan transfer pricing documentatie nuttig zijn voor de vaststelling van de douanewaarde. De vastgestelde verrekenprijzen kunnen echter niet één op één worden overgenomen, waardoor altijd aanvullende aandacht vereist is.

In gevallen waarin de transactiewaardemethode niet kan worden toegepast, moet u gebruik maken van een andere waarderingsmethode. In de regel wordt hier gekozen voor de aftrekmethode (terugrekenmethode) of de methode van de berekende waarde. Bij gebruik van deze methodes wordt de kostprijs/inkoopprijs of de latere verkoopprijs van de goederen gecorrigeerd naar een juiste douanewaarde. Wij lichten de aftrekmethode aan de hand van een (sterk vereenvoudigd) voorbeeld toe:

X Inc. produceert vuilniszakken in de VS om deze vervolgens aan X BV in Nederland (zustermaatschappij) te leveren. De kostprijs van een vuilniszak bedraagt € 0,03 en dit is de overeengekomen prijs tussen X Inc. en X BV. X BV verkoopt het product voor € 0,10 aan de eindafnemer. De € 0,07 marge bestaat voor € 0,04 uit vervoers- en marketingkosten in de EU. Deze moeten voor de aftrekmethode in mindering worden gebracht op de uiteindelijke verkoopprijs. De douanewaarde op basis van de aftrekmethode bedraagt dus € 0,10 -/- € 0,04 = € 0,06. Had X BV bij de invoer gekozen voor de verkoopwaarde (€ 0,10) of de inkoopwaarde (€ 0,03), dan had zij te veel of te weinig invoerrechten betaald.

Tip: heeft u te veel invoerrechten afgedragen wegens een te hoge douanewaarde? Dan kan een verzoek om teruggaaf over de laatste drie jaren worden gedaan. Uiteraard kunnen wij u hierbij assisteren.

Geschreven door:

Nando Kersten

Belastingadviseur