Nieuwe bijbetalingen over 2014
Staatssecretaris Wiebes maakte onlangs een opmerking over de mogelijke naheffingen inkomstenbelasting 2014. Deze zijn het gevolg van het inkomensafhankelijk worden van de algemene heffingskortingen. Deze maatregel is genomen ter compensatie van het niet doorgaan van de inkomensafhankelijke zorgpremie. Naar verluidt bedraagt de naheffing gemiddeld € 150, maar kan oplopen tot € 700 ingeval van bonussen of eindejaarsuitkeringen.
Bijzondere beloningen
Door de maatregel moesten de tabellen die worden gebruikt bij de aangifte loonbelasting worden aangepast. Dit is tot op de cent nauwkeurig gedaan voor het vaste brutoloon van werknemers. Echter, als zij naast het gewone salaris ook nog vakantiegeld en soms een bonus of andere eenmalige uitkering krijgen, vallen deze onder de bijzondere beloningen. In 2014 is daar op geen enkele wijze rekening mee gehouden. Hier gaat het dus mis.
Voorbeeld:
Een werknemer heeft in 2014 een maandloon van € 4.300 bruto (= jaarlijks € 51.600). Hierover wordt loonbelasting ingehouden, waarbij rekening is gehouden met de algemene heffingskorting (€ 1.464) en de arbeidskorting (€ 1.662). In 2014 heeft deze werknemer ook een vakantietoeslag van € 4.300 ontvangen, waarover 42% loonbelasting is ingehouden. Het belastbaar loon is hiermee opgelopen naar € 55.900. Voor dit salaris is de algemene heffingskorting € 1.378 en bedraagt de arbeidskorting € 1.490. Voor deze werknemer is dus in totaal voor € 258 te veel heffingskortingen toegepast. Dit gaat hij terugzien in zijn aanslag inkomstenbelasting 2014.
Gevolgen resultaatgenieters en zelfstandigen
Voor werknemers is de naheffing inkomstenbelasting nog wel te overzien. Voor mensen die ander inkomen uit box 1 genieten, kunnen de gevolgen veel groter zijn. Denk aan resultaat uit overige werkzaamheden of winst uit de onderneming. Dit komt doordat bij het opleggen van de voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2014 geen rekening is gehouden met het inkomensafhankelijk zijn van de heffingskortingen. Voor elk geschat inkomen is uitgegaan van het maximum.
Voorbeeld:
Een zzp’er heeft een voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2014 opgelegd gekregen naar een geschatte winst uit onderneming van € 55.900. In de voorlopige aanslag is rekening gehouden met een algemene heffingskorting van € 2.103 en een arbeidskorting van € 2.097. Uiteindelijk blijkt de winst van de ZZP’er goed te zijn ingeschat en wordt aan hem een definitieve aanslag inkomstenbelasting 2014 opgelegd naar een winst uit onderneming van € 55.900. De algemene heffingskorting bedraagt echter € 1.378 en de arbeidskorting is € 1.490. De zzp’er zal dus op zijn definitieve aanslag nog € 1.332 moeten bijbetalen.
Ondernemers met een hoge winst zullen dus moeten bijbetalen. Dit bedrag kan oplopen tot € 2.467. Daarmee is het gevolg voor ondernemers een stuk groter dan voor werknemers. Werknemers met een hoog loon (exclusief vakantiegeld, bonussen e.d.) hebben namelijk geen tot weinig last van de naheffingen. Vanaf een vast bruto jaarloon van € 56.495 is de heffingskorting voor iedere werknemer hetzelfde, namelijk € 1.366. Vanaf een vast bruto jaarloon van € 83.971 is de arbeidskorting ook gelijk, namelijk € 367.
In de wet en de tabellen voor 2015 wordt wel rekening gehouden met het inkomensafhankelijk zijn van de heffingskortingen over de bijzondere inkomsten. Voor resultaatgenieters en zelfstandigen beperken de gevolgen zich dan ook tot de inkomstenbelasting van 2014.